Kefir

Als ik hier Steve Austin noteer, dan zit u waarschijnlijk niet meteen op het puntje van uw stoel, alert als een visarend en tot in de haarvaten gespannen. Dit zal evenmin gelden voor de naam Jamie Sommers. U zult hoogstens concluderen dat u de namen eerder hebt gehoord; dat ze u niet volstrekt onbekend voorkomen. Welnu, Steve Austin was de bionische man; de man van zes miljoen. Jamie Sommers was zijn vrouwelijke equivalent. Steve en Jamie waren door diverse medische ingrepen ter waarde van ieder zo’n zes miljoen dollar veranderd in een soort robot, maar ze leefden wel. Ze combineerden de voordelen van het leven met de verworvenheden van de techniek. Alhoewel ik bijna zeker weet dat de techniek op het moment dat de serie werd opgenomen, zeker nog niet in staat was om robots te bouwen. En juist dat maakte het zo leuk; ik bekeek de serie toentertijd met veel plezier. Nu, pakweg vijfendertig jaar later, is het technisch wel mogelijk een robot te bouwen maar, ik hoor het u denken, het ombouwen van een mens tot robot, waarbij maar liefst de helft van het levende deel wordt vervangen door techniek, is een utopie. Nou, dan kent u mijn moeder nog niet!

Moeder heeft in haar tweeëntachtigjarige leven namelijk zo vaak en zo lang in ziekenhuizen doorgebracht, zoveel pillen geslikt en zoveel operaties ondergaan dat alles wel een keer is vervangen. Mijn moeder is een wonder van de medische wetenschap; eigenlijk heb ik er twee. De een is geleidelijk overgegaan in de ander. Ze heeft daarom ook twee paspoorten, twee adressen en twee achternamen; ze spreekt sinds 2003 in pluralis majestatis: ‘Willem haalt ons vanavond op; ‘geef ons de komkommer even door’ en ‘Hé Piet, je bent ons er eentje.’ Dat soort dingen. En mijn moeder redt het niet met zes miljoen. Reken op een veelvoud ervan, en u weet waar uw premie heengaat.

Mijn moeder is haar leven zoekend geweest, en eigenlijk is ze dat nog steeds. Daarom zijn mijn zus, mijn vader en ik bekend geraakt met achtereenvolgens het christendom, het boedhisme, de -godbetert- celestijnse belofte en de reformzaak. Konden we de eerste drie nog afwimpelen als een bevlieging, met de laatste werden de lijfstraffen en de psychologische oorlogsvoering in ons gezinnetje geïntroduceerd. Dokter A. Vogel werd god, de rijstwafel zijn heiland en de echinaforce de heilige geest. We moesten vijftig keer op een hap gaan zitten kauwen, wat voortdurend interessante tafelgesprekken opleverde:  Zus: ‘Pa, moet je vanavond nog werken?’ Pa: ‘Ja, nu ben ik godverdomme de tel kwijt.’ Ma: ‘Rustig nou, straks slik je het te vroeg door en dan krijg je weer last van je maag en moet je weer aan de Linoforce.’ Pa loopt rood aan. Ma: ‘En wind je nou niet zo op want ik heb geen valeriaan in huis.’ Stinkende pakken rijstkoeken, blaren op de handen omdat de aardappels om de een of andere reden ná het koken moesten worden geschild. Volkoren rijst. Zwart brood. ‘s Ochtends muësli met, als je geluk had, gewone yoghurt en niet met de meest gruwelijke troep van alles: kefir. Vieze beestjes in de melk die er een flatsige yoghurt van maakten. Gatverdegatverdamme! We hebben wat afgeleden. Maar, zou u zeggen, we kregen er wel een gezond lijf voor terug. Helaas was dat niet waar. Zowel pa als ma bewegen hun pijnlijke lijven al jaren voort in trippel- en rolstoellen en dus is het leed voor niets geleden. Vanavond steek ik de barbecue weer aan. Worst, speklappen en karbonades. Ik kauw de boel twee keer per hap, gooi er goed wat saus overheen om de hele stukken vlees een beetje vlot te laten wegglijden en eet vooral geen sla. Alleen vanavond natuurlijk. Morgen weer gezond.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Geacht schoelje

Bladblazer

Val