Babet

In de loop der tijden, heeft de mensheid reeds kunnen vaststellen dat schapen beschikken over diverse waardevolle kwaliteiten. Zo kunnen ze door de shoarma, maken ze een uniek geluid, voldoen ze aan de specificaties van grasmaaier, geven ze wol en zijn ze kalmerend als valeriaan, zodat je ze kunt tellen als je niet in slaap kunt komen. Daarnaast kun je er bij gelegenheid melk uit trekken, maar ik vind dat persoonlijk geen kwaliteit, slechts een te verwaarlozen bijkomstigheid. De lammetjes zijn schattig, veel te kort klein en hun boutjes zijn gewild bij een groot publiek. Vanwege al deze kwaliteiten is de vraag naar schapen groot en zijn er dientengevolge veel van.

Begin mei was ik in Frankrijk. We bezochten er onze vrienden Anne en Olivier, die direct aan het Kanaal, La Manche, een prachtige boerderij met drie gîtes bewonen. Sinds de laatste keer dat wij hen bezochten, dik twee jaar terug, was er veel veranderd. Zo was er een winkeltje toegevoegd, waren er kippen en jazeker, waren er ook vier schapen op een daartoe ingericht en afgebakend erf gezet. Ze waren bruin, zaten ruim in de wol en hun verblijf. In het midden van dat verblijf had Olivier een schattig en uiterst functioneel huisje met ramen gebouwd, waar de vier bijeen konden worden gedreven als dat nodig was. Tot dusver ontbrak die noodzaak echter. Voor het huisje was een klein terreintje afgebakend met hekken op heuphoogte om de dieren de juiste kant, het huisje in, te dwingen. Toen wij op donderdagavond een gezamenlijke maaltijd genoten, vertelde Anne dat op vrijdag de schapenscheerder kwam. Onze vier evenhoevige vrienden moesten voor die tijd alleen nog even in hun hok, een denigrerende term voor het schattige huisje. Ik duwde mijn borst vooruit, legde vaderlijk een hand op Annes schouder. ‘Geen probleem, meisje,’ zei ik. ‘Hoe laat verwacht je me?’

Op de afgesproken vijf voor tien, trof ik Olivier en vier bewegende permanentjes in het schapenverblijf aan. De schapen bleven keurig bijeen en wekten de keiharde illusie dat ze om uiterlijk tien uur netjes in hun huisje zouden hebben plaatsgenomen in warme verwachting van de scheerder. Ik liep in hun richting; de vier holden voor me uit. Ik liep achter ze aan en Olivier naderde tegelijkertijd vanuit de tegenovergestelde richting. Zij wisten te ontsnappen. Sneller en beweeglijker dan een bergbeekje en door het wolvet gladder dan een aal, vormden zij, aangevoerd door Babet, een front tegen het bevoegd gezag. Ze lachten ons uit en staken ons de gek aan. Na amper twee minuten besefte ik dat ik op donderdagavond tegenover Anne een iets te grote broek had aangetrokken. Dit kon nog wel eens een klusje gaan worden. Al snel bleek dat de hekken voor het hok, lager waren dan de springcapaciteit van de schapen. Als sprinkhanen zweefden ze eroverheen. Toen kreeg Olivier het enige mannetje te pakken. De enige ook met hoorns, dus goed te hanteren. Hij ging het hok in. Nog drie te gaan.

Toen we na een half uur van onmenselijke arbeid uiteindelijk twee schapen in het hok hadden, hoorden we ineens een grote knal en zagen we het al opgesloten schaap in een fraai zweefmoment door het raam zeilen en met venster en al de vrijheid weer verkiezen. Ik werd wanhopig, maar tegelijkertijd piste ik in mijn broek van het lachen. Toen het elf uur was, vroeg ik Anne hoe laat de scheerder eigenlijk kwam. Ze vertelde dat ze de afspraak om tien uur had, maar er was nog geen schapenscheerder te zien. Die kwam na nog eens vijf minuten en al snel daarna kregen we nummer 3 en nummer 2 voor de tweede keer te pakken. Nu Babet nog. Deze dame had mij een uur lang uitgedaagd. Ze speelde met me, maar het was genoeg. In een hoek van het veld gedreven, stond ze oog in oog met mij. Ze trilde in de wetenschap dat haar vluchtpogingen vanaf nu niet meer zouden baten. Ik keek haar indringend aan en zij mij. Jij bent van mij, liet ik haar weten.
Babet wist het. Ze wist dat het was gebeurd met haar. In een wanhopige laatste poging sprong ze weg en wilde me rechts passeren, ik wierp me op haar en greep me vast in haar vette krullen. Ze ontglipte me weer, ik kreeg geen grip. Machteloos besefte ik hoe ze zich uit mijn meedogenloze greep ontworstelde. En toen, net voordat Babet weer dreigde te ontsnappen, was er, net binnen de grenzen van mijn gezichtsveld, een donkere schicht. Het was Olivier die over me heen dook, zich op Babet stortte en zich als een teek ingroef in haar wol. Dat was nummer 4. De scheerder kon ook met Babet aan de slag.

Nog geen tien minuten later zat ik, nog steeds hijgend, aan mijn eerste kop koffie van die dag en de scheerder aan een biertje. Er schoten allerlei rare gedachten door mijn hoofd, bijvoorbeeld dat ik nu wist waarom boer Jan op Texel magerder is dan ik, en waarom het geluid van schapen lijkt op uitlachen. Bovenal realiseerde ik me dat schaapjes tellen om in slaap te komen nooit meer hetzelfde zou zijn.


Reacties

Populaire posts van deze blog

Geacht schoelje

Val

(Vieze) mannen weekend