Bretagne

Ik was er nog nooit geweest. Als zelfbeëdigd francofiel schaamde ik mij reeds langere tijd voor het onverteerbare feit dat ik de westkust onder Normandië nog nimmer had bezocht: het was hoog tijd voor een nadere exploitatie. In dit specifieke geval mocht de Golf van Morbihan in het zuiden van de fraaie regio Bretagne dit jaar rekenen op mijn weloverwogen komst en een verblijf van maar liefst twee weken. Maar niet nadat ik mij, samen met echtgenote en zoon twee dagen had opgehouden in het prachtige Pays d’Auge in Normandië. Het land van de room en de appels. Het woord pittoresk is er uitgevonden, het sterft er van het melkvee (nodig voor de room) en de meeste van de geteelde appels zijn er, heb ik mij er laten vertellen, niet te vreten. En dat hoeft ook niet want ze zijn voor de cider.

Ik had mij voorgenomen het korte verblijf te spenderen aan het rijden van de route de cidre, een traject van een kilometer of veertig waarin het prachtige landschap zich verenigt met het plezier en genot dat de mens ervan betrekt: drank. Een appel als vrucht is niks, zo is mijn overtuiging, mensen die in je buurt een appel eten zijn onaantrekkelijk. Appelsap ontbeert het klokhuis en is daarom al iets beter te verdragen. Gegiste appelsap in de vorm van cider is alweer een stapje beter, maar de enige vorm van appelconsumptie waar ik plezier aan beleef is de ultieme vorm, het destillaat: Calvados. Heerlijk! Met twee flessen in de achterbak kon Morbihan al niet meer stuk. En Morbihan kon zonder flessen drank ook niet stuk. Een prachtig land, een baai als een soort Waddenzee, talloze eilanden en schiereilanden waardoor het landschap voortdurend twijfelde tussen zee en land, en buitengaats de machtige Atlantische Oceaan. Ik ontdekte dat in Bretagne de Franse taal wordt gesproken maar ook een lokale, Keltisch aandoende variant, dat duizenden dorpsnamen beginnen met de letters -ker, dat er ansichtkaarten te koop zijn waarop wordt geïnsinueerd dat de Bretonnen zich willen afscheiden van Frankrijk en dat ze een eigen landensticker voor op hun auto hebben, BZH, dat staat voor Breizh, Bretons voor Bretagne.

Waddenzee, onafhankelijkheid, eigen taal; zou elke Fries zich hier niet thuisvoelen? Er moet toch enige vorm van verwantschap zijn ontstaan in de loop der eeuwen. Het bevreemdde mij daarom dat ik er niet één Fries heb aangetroffen, en dus moest ik Frans spreken. Moeilijk maar te doen, alhoewel het oppassen geblazen is: op zeker tijdstip reed ik in het voiture naar het nabijgelegen dorp om een brood te kopen. Onderweg was er veel te zien. Zo zag ik een jager die zojuist een konijn voor de lunch had geschoten en even verderop zag ik een groot marineschip opstomen naar, waarschijnlijk, Saint-Nazaire. Na te hebben geparkeerd op het wat saaie plein bij de kerk waaraan zich, net als in menig ander Frans dorp, de drogist, de bakker en de kroeg bevond, stapte ik uit, genoot enkele momenten van de opkomende zon en liep de bakkerij binnen. Bonjour!

Ik wachtte op mijn beurt en bestelde le pain (spreek uit: lù pèn) bij Marine, de goedlachse bakkersdochter en begon een praatje waarbij ik gewag deed van het marinefregat, de chasseur en le lapin (spreek uit: lù là pèn). Marine lachte me lief toe, luisterde en liet in lichaamstaal weten dat ze het verhaal niet helemaal begreep. Ze besloot het brood voor mij te pakken en draaide zich om; ik lulde gewoon door over le pen, lapin, la le pen en le la pen; wist ik veel. Intussen begon Marine met haar gezicht te trekken. Er was iets niet goed. Ik had twijfel gezaaid: waarom had ik gevraagd of het brood dood was? Hàd ik dat gevraagd? Kennelijk waren er lidwoorden foutief in mijn mankerende formuleringen terechtgekomen, maar ik wist niet wat ik verkeerd had gedaan. Dus stuntelde ik verder, sprak over brood en dode konijnen en noemde haar naam een paar keer. Toen Marine haar vader en haar broer de winkel in riep, realiseerde ik mij dat het mis was. Zonder het te weten had ik een pleidooi gehouden voor de nationaal socialistische beweging van Marine le Pen en werd ik door de bakker, maar vooral door zijn zoon, zonder brood het pleintje opgelazerd. Dat werd afbakken, thuis. Uit professionele ervaring weet ik dat ook een dergelijke omgangsvorm in Friesland voorkomt. Niet vaak, maar toch. De non-verbale aanpak. En dus voelde ik me er meteen thuis, daar in Bretagne, en ga ik er zeker nog wel weer eens naartoe.

Reacties

  1. Oh, Ruben.....hebben ze je ECHT die bakkerswinkel
    uitgesmeten?? Wat moet ik daar nou weer van denken......je hebt me ook altijd bij de poot, dus je hebt het zeer overtuigend geschreven.
    Wat is waar en niet waar. Wel lachen...maar ik blijf zitten met deze vraag....Stella

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Je had er aan moeten denken: du beurre, du pain et du fromage vert ..., maar ja, sinds Asterix zijn de omgangsvormen niet echt geëvolueerd!

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts van deze blog

Geacht schoelje

Bladblazer

Val